Ik schenk je
een glas rode wijn
getrokken
van zongerijpte druiven
en wens
dat de blijheid van de zon
door je aderen stroomt
elke dag opnieuw.
Edith Oeyen, Beringen
Oudjaar
Het jaar is ten einde
Daar is het vuurwerk
De eindejaar shows
De champagne en de oesters
We mogen weer vieren
Hebben het overleefd
We kijken weer verder
En maken weer nieuwe plannen
En we staan even stil
Bij zij die er niet bij zijn
Pinken een traan en
Laten ons even gaan
Maar daar is de muziek weer
Het feestgedruis
Zo geraak ik echter
Nooit op tijd thuis
Rudi Helven
winterlucht
een halve maan
wolkengrijs
binnenin
avondwind sluipt weg
uit de deur
winterlucht
knagende
kou
Reginald Geuens
Kerstnacht
Het diepste van de winter
heeft zijn zwarte jas aan.
Voor de maan zijn wolken geschoven.
Een magische stilte streelt de lucht.
Samen op weg naar het licht,
van de flikkerende lampjes
tot sterren als blinkende tranendruppels,
knipperlichten in kerstbomen uit het hoge noorden.
Even stilstaan, en verlangen
naar de tijd van spelen in de sneeuw,
‘s avonds gezellig bij de openhaard
met chocolademelk en rozijnenbrood.
De kloktoren van de dorpskerk
slaat het sprookjesachtig middernachtsuur.
Engelen zingen zacht in het kinderkoor.
Het is kerstnacht, vrede en vriendschap.
Je voelt je niet meer alleen met de stilte
en het licht in deze nacht zo heel bijzonder.
Stille nacht.
Heilige nacht.
Lucie Putzeijs
de DENNENBOOM
Ik, Leopold Ronny M. M. L. Laarmans,
stond die vijfentwintigste dag van de tiende preromeinse maand aan de Kebar-rivier op de afgesproken plaats.
Toevallig, onbewust, in de hoop en het verlangen voor een toekomst,
in een steeds wederkerende droom sinds de eerste dag van de maand,…
was de ontmoetingsplaats droom na droom met microscopische precisie aan me toevertrouwd.
Ezekiel vergezelde me, je weet wel, de zoon van priester Boezi in het land der Chaldeën.
Ook vriend Daniël zou komen. Als een roeping hadden we alle drie de boodschap ontvangen.
De anders zo levendige rivier was niet in zijn normale doen.
Willekeurig vormden zich glanzende kringen op het wateroppervlak.
Van daaruit sprongen goudkleurige vissen zoals zwangere zalmen happend naar lucht,
tegen de stroom in, omhoog. Plots wees Ezekiel naar de hemel en een opkomende stormwind. Boven de Kebar vormde zich bijna ogenblikkelijk daarna een dikke wolk met flikkerend vuur.
Er lag een glanzende aura rond de wolk en in de kern van het vuur blonk een glanzend chroomachtig metaal. Daniël kwam aangelopen met een guitig dennenboompje in beide handen gedragen. Het metalen ding plantte zich geruisloos in het midden van ons neer.
Drie vreemde wezens transformeerden zich uit het ding. Ieder van hen had vier gezichten en zoals libellen, twee paar vleugels. Onder twee vleugels hingen armen met aan elke hand zeven vingers. Met het andere paar vleugels bedekten ze hun lichaam dat ogenschijnlijk naakt was.
De benen waren mensachtig, maar hun voeten hadden de vorm van de hoeven van een steenbok die glommen als glanzend titanium. De vier gezichten hadden respectievelijk de vorm van
een jaguar, een slang, een inktvis en een adelaar.
Ze bewogen zich alle drie zoals artiesten op dikke circusballen, maar dan pijlsnel en in alle richtingen, ook in de lucht. Een kristallen gewelf hing over de drie wezens gespannen en bij elke beweging evolueerde het synchroon mee terwijl het een vulkanisch vuur teweeg bracht.
Daniël, Ezekiel en ik hielden elkaar broederlijk vast met de handen in elkaar gestrengeld en keken als kinderen naar een onmiskenbaar wonder dat menselijk noch aards kon zijn.
De dennenboom die Daniël meegedragen had, stond plots lieflijk te groeien en te bloeien aan de oever van de Kebar-rivier. Het boompje, amper zo groot als een volwassen verbenastruik,
droeg plots gouden dennenappels en in de groenste twijgjes fonkelden diamanten.
Het dennenboompje groeide gestaag!
Op de top van het dennenwonder zweefde een sterretje en wanneer de drie hemelwezens spraken met één stem, ging er een straal van de ster linea recta de ruimte in en de maan lichtte bij elk woord vol op. Terwijl de drie meesters van het heelal spraken overhandigden ze ons een zwartlederen vuistdik boek met flinterdunne bladen die aan de randen goud gekleurd waren.
De weledele kosmonauten spraken,
“Dit is het boek van kleine en grote profeten. Het is jullie geschiedenis voor en na de zondvloed, toen de aarde kantelde. Waar deze dennenboom staat - als nieuwe baken van de aarde - loopt de nulmeridiaan van de aarde en om de 12.500 jaar zal die 90 graden opschuiven naar het westen. Met de ontstane waterverplaatsing van de oceanen zullen alzo alle continenten bevrijd en gezuiverd worden van menselijk geraas en geruis. Wie zich rondom de dennenboom bevindt, zal overleven en een nieuwe start kunnen nemen, zolang de kosmos het toelaat, want weet wel,
jullie mensensoort, niets is voor eeuwig.”
Nog voor we met zes handen tegelijk het boek der boeken hadden aangenomen en in ons hoofd vage vragen formuleerden, vloog het metalen ding met zijn heelalbezoekers als een komeet de ruimte in, zonder één spatje stof of luchtdruk te maken. Als door het wonder vederlicht geworden,
vlogen we als roodborstjes naar de dennenboom en vleiden ons neer aan de stam.
Ezekiel opende voorzichtig het boek en Daniël las aarzelend voor,
“Voorbericht, roeping en taak van Ezekiel,” en ik luisterde met passie.
De ganse nacht, onwaarschijnlijk wonderbaarlijke nacht.
Onder de dennenboom.
Leopold Laarmans
Oprecht Vrolijk En Hoopvol Kerstmis
&
Gelukkig Nieuw Jaar 2023
Het kerstfeest is in
aantocht, het nieuwe jaar lacht
ons allen toe.
Ingrid Lenaerts
Vol goede wensen
Een blakende gezondheid,
Liefde en vrede.
Ingrid Lenaerts
WINTER
Ik wil de sneeuw, de beek,
het schaatsen op dun ijs,
vuilbomen, Gelderse roos, lijsterbes.
De els, de hazelaar in bloei.
Ik spit en snoei
mijn kinderparadijs.
Maria Sesselle
NIEUWJAAR
Nog wat onwennig
kleurt de morgen
de eerste dageraad.
Stilte sluimert als
een ongekend gebed
tussen de golven
van het licht.
Aarzelend bekleedt
het nieuwe jaar zich
met het wit van vrede.
Jozef Vandromme
KERSTMIS
Hoe mooi is het te zweven boven het alledaagse,
even het kind in je toe te staan zijn vleugels uit te slaan
en te graaien in het snoepgoed van het leven,
als is het maar voor even,
Zalig Kerstmis.
© Ruiz Hoyo Luis
DE GEUR VANLaat ons samen vieren
Op gejuich werden zij onthaald
de Sint en zijn Pieten, afgestemd
om aan al wie het kind in zich heeft
bewaard, een blij gevoel te geven.
Al na dat ene feest willen wij slingers
rond de bomen en sneeuw in de straten.
Op het dak van de stal moet engelenhaar
de kerstsfeer vergroten. Met reuze monden
vertellen wij een eeuwig verhaal van een vrouw
met een hoofddoek op, met het kind in haar buik
op weg naar de stal, want nergens verwacht.
Wij hollen door de straten met pakjes en oesters
in formaten, ook likeurtjes en chocolade. We sluiten
de ogen voor een vragende hand tot we vallend
beseffen dat geven makkelijker is dan krijgen.
We kunnen huilen als we willen, maar als het
ons past lopen we met oogkleppen tegen steeds
dezelfde stenen aan.
Weer kantelen de dagen dichter naar het einde
van een jaar. Wij geloven niet in doemdenkers
met hun terreur van de angst, die het denken
benevelt. Het voorbije was goed, vaak een primeur.
Wij hopen, wensen, geloven dat 2023 goed wordt
Ooit zei Artaud: “De wind verplaatst door
de vleugels van een vlinder, veroorzaakt aan
de andere kant van de wereld een storm.”
Wellicht heeft een bundeling van goede wensen
dezelfde kracht om tevreden samenleven
zonder angst, mogelijk te maken.
Ina Stabergh
VERANDERING
De geliefde ster van Bethlehem verschijnt
ieder jaar weer in huis en winkelstraat,
brengt overal knusheid, lust tot goede daad,
waar zij met vuur, stroom of schitterpapier schijnt.
Dit licht bracht een boodschap, die langzaam verdwijnt.
Gaf het de drie wijzen gewenste raad?
Want door hun dwaling werd Herodes kwaad.
't Vereerde hemellichaam worde verkleind.
Laat Openbarings Morgenster stralen
van apostels hand naar het verste oord,
bij alle christenfeesten neerdalen.
Haar sterke, mateloze genade gloort
steeds boven berouwvol menselijk falen;
zo eindigt blij bemoedigend Gods Woord.
Han Messie
Op donkere dagen denk ik aan vroeger,
hoe de ijzige sneeuw de dagen omarmde
en de stilte kraakte onder de maan
hoe de verte zo dichtbij klonk,
een hertenspoor op een pas hier vandaan
ik droeg het geluk en het geluk droeg mij
over de sneeuw onder de maan
ik stelde mijn hoop op de toekomst
en de toekomst haar hoop op mij
het waren andere tijden,
het is nu voorbij
maar nog steeds glinstert dat geloof in mij
dat geluk alleen kan gedijen
waar hopen en geven in stilte betijen...
Emily Puck
Handpalmverhaaltje ‘Eindejaar’
Links
Ik werd uitgenodigd om een verhaaltje op mijn handpalm te schrijven, tien
regels lang. Maar ik heb daar maar vijf lijnen. En dat op een scheve bladspiegel
en met één hand die niet schrijfgewend is! Daarom gebruikte ik beide palmen, eerst
de linker, daarna de rechter, de vingers telkens naar boven. Ik had graag ook
mijn armen, buik en benen vol geschreven, maar dat viel buiten het bestek.
Rechts
Twee handpalmen bieden te weinig plaats om gemoed en gevoelens te vertolken
over hoe de wereld eind 2022 geworden is. En welke wensen er voor 2023 nog
resten. Om toch iets te bieden, werd het een haiku, voor een stukje geschreven
op de rechter pols.
Duistere wereld
Geboren uit haat en angst
Wat blijft is Kerstmis
Robert Lenaerts
Kerstgedichten
Nergens een plaats
voor het Kind van het Licht,
voor de tedere
tekens van vrede,
tenzij in de woorden
van een gedicht
en in jaarlijks
herhaalde gebeden.
Nergens een plaats.
In mijn hart dan misschien,
in een hart dat de
boodschap wil horen,
in andermans ogen
het Kindje wil zien.
Dan alleen
wordt de vrede geboren.
Christina Guirlande
Verse Sneeuw.
Wit wit
helder wit
witter dan het witste wit
lichter warmer wit dan wit.
Op één nacht geworden pracht
een stukje wereld vredig wacht.
Het groene groen
het aarde bruin
zelfs zwart zwicht zwijgzaam tot de kruin.
Stilte die alles omvat
wordt door één stap in ’t wit ontkracht.
Terwijl ik al die schoonheid smaak
stuwt er gratie naar mijn hart
stijgt er warmte naar mijn ziel!
Sprookje illusie fantasie?
Het landschap heeft zijn lot aanvaard
en fluistert “waar…waar…’t is waar!
Denise Manteleers
SCHOMMELSLAAP
Het was ergens bij het strand van de Antillen of de Bovenwindse eilanden. Teunis, een jongetje van drie jaar, dreef op zijn luchtbed over de golfjes van de branding. Vader duwde hem voort.
Dat geschommel op het water… Een beetje griezelig, maar Teunis voelde zich veilig met die grote sterke vader achter zich. Het deinen, de zon op zijn bolletje… Teunis werd er soezerig van.
Daar zat hij in de achtertuin van hun groot woonhuis. Het avondrood gaf rossige gloed aan struiken en fruitbomen. Moeder plukte kersen.
Ineens – een bolderend en stampend geluid. Om het huis, over de veranda, sprong een reuze grote aap voort.
“De aap uit mijn platenboek!” gilde Teunis angstig en verschrikt. Moeder pakte haar zoontje vast, stelde hem gerust:
“Dat dier is toch lief,” zei ze heel gemoedelijk. “Kijk maar, daar gaat hij naast pappa zitten.”
Ja, de monsterachtige aap zat nederig naast vader, die heel rustig op de veranda de krant zat te lezen. De man bleef heel rustig in zijn leunstoel, schonk niet eens aandacht aan de aap.
Teunis’ bangheid verdween en hij ging de veranda op. Maar opeens waren vader en de aap verdwenen. Teunis liep verder, en keek de voortuin in. De avond verdween, het was donkere nacht. Op het grasveldje stonden een paar negerjongetjes. Die waren nauwelijks zichtbaar in het omringende zwart. Wat zouden ze willen?
Teunis riep eens luid. Zo wilde hij meer van hen te weten komen. De kereltjes schreeuwden wat terug. Teunis begreep ze niet helemaal. Wel klonk het als een uitnodiging om met hen mee te gaan. Ja, even weg van huis, de duisternis tegemoet. Daar zouden geheime dingen te ontdekken zijn: geheimen, waar alleen kleine kinderen van mochten weten! Verboden voor grote mensen.
Teunis nam een sprong om bij zijn nieuwe vriendjes te komen. Maar… Een harde schreeuw van vader. Teunis voelde dat hij nat werd.
“Teuntje, ik had moeten zien dat het luchtbed over puntige stenen heen schuurde! Het is nu helemaal lek!’
Vader droeg zijn zoontje naar het droge strand.
’s Avonds lag Teunis in bed nog te piekeren over zijn middag.
“Ik hoop dat die droom straks in mijn slaap terug komt. Dan zal ik misschien meer van die aap te weten komen en van die negerjongetjes. Ze willen me vast wel laten zien, wat vader en moeder niet mogen weten.”
Han Messie
WINTERDRACHT
Zolang ik mijn vlees nog aanheb
Ga ik voor het winterwit
Langzaam
Aan
Knerpend
Te volgen een vlokkende maan
Dicht
Ergens van een staalzachte hemel
Geplukt ijskristal dat zichzelf komt
Vertellen
Zolang ik me uitspreek over stilte
Gaat het me voor de wind
Onhoorbaar
Voor
Hoorbaar
Een om bengelen geraamd geraamte
Liefst
Aan een bloesemtakkenboom
Want daarin mocht ik eerder maal
Vervellen
Zolang ik naakt aan kleuren ontdooi
Laat vogels me uittikken
Tekstueel
Als
Aanslaand
Een muzikale plaisanterie dal segno
Gefluit
Heen-en-weer om een nog gemis
Van alsof gewiekte uurwerkwijzers
Libellen
© Willy Nelissen
Sneeuwklokjes
Waar ik nog onlangs
kastanjes raapte, groeit nu
een bos sneeuwklokjes,
een klein wit wonder
van frêle bloempjes
langs het lange tuinpad.
Lichtmis – in de bries
bengelen de sneeuwklokjes
inspiratiebron voor dichters.
Er is weer nieuw leven.
Goudgele forsythia’s
het eerste signaal van de natuur,
half februari.
Het licht geeft mij uitsluitsel,
de dagen lengen,
de lammetjes huppelen,
het begint opnieuw.
Lucie Putzeijs
BRIE OF CAMEMBERT?
Hij zat de arrogante beller uit te hangen op een koersfiets. De waarde van zijn wieltjeswonder overschreed die van mijn bijna versleten loopsloffen zo ongeveer met het vijftigvoudige. En dan zijn mijn mocassins nog uitgerust met schokdempers tegen opwinding bij het kruisen van aantrekkelijke loopsters, ga er maar aan staan. Hij stond hartstikke stil, hetgeen wou zeggen dat ik iets sneller vooruitkwam. Weet u “het kruiskapelleke” in Hoepertingen? Het staat op een viersprong van landwegen en vooraan binnenin zie je zo’n opvallende kaars in een vuurrode bokaal. Daar was het. Nu vind ik luistervinken een lelijke ondeugd maar ik kon niet anders dan twee volzinnen opvangen. Ik kon niet anders omdat ik ondanks die schokdempers niet zo snel meer loop, hetgeen ik volgens mijn vrouw nooit gedaan heb maar ik laat ze, wat weet zij van sporten als je weet dat ze yoga een topsport vindt? Uit de speaker van de foon van de beller klonk een net niet krijsende vrouwenstem die stelde dat “zai twaaifelde toessen brie en cammelbeir”. Vlak voor mijn sloffen en ik uit zijn radarbereik zouden verdwijnen, hoorde ik hem nog net verveeld antwoorden dat “de Moustipacharo beter paste bij…” Of de Moustipacharo, waarvan ik vermoed dat hier Toscaanse Montepulciano bedoeld werd, beter paste bij brie dan bij camembert zal ik nooit weten. De rest van zijn woorden gingen verloren in de grijze nevelslierten van een Limburgse zaterdagmiddag. Terwijl ik verder liep, zonder oortjes noch welke andere gesofisticeerde hulpstukken dan ook aan mijn wilgen, bedacht ik dat de huidige generatie sporters niet eens meer kunnen gaan fietsen zonder geconfronteerd te worden met allerhande “dringende” sociale oproepen, in casu acute kaasperikelen. Moet je daarvoor je vent bellen? Kaas blijft maandenlang goed, daar doe ik niet aan mee. Het enige wat ikzelf aan moderne apparatuur meedraag zijn thermische sokken.
Toen ik wat later thuiskwam overviel mijn vrouw mij met de bewering dat het VRT-nieuws van Eén een reportage gebracht had over de restauratie van de kerk van Sint Adolfus in ons eigen Borgloon, waar terloops ook een authentieke bidstoel van de heilige Lutgardis zou in te zien zijn. Dat hoef je ook niet te horen terwijl je aan het joggen bent, dacht ik. Wat een lapsus ook, temeer er in dat wondermooie Borgloon geen kerk van Sint Adolfus te vinden is. Zou er überhaupt wel een heilige Adolfus geweest zijn? Die zal zich dan in de jaren 40 hierboven nog geen klein beetje op zijn ongemak gevoeld hebben. Hier werd duidelijk Sint Odulfus bedoeld, naar wie de bewuste kerk echt genoemd wordt en die zich zo rond dertien uur dertig in zijn graf moet hebben omgedraaid. In de hemel zal de heilige Lutgardis wel dringend om een glas Montepulciano met een stuk brie gevraagd hebben. Maar dat kan evengoed cammelbeir geweest zijn.
Emile Jans
EVOLUTIE
God, was jij er eerst of was het de zee?
Of was het de aarde die uit al haar poriën
het water liet stromen om samen met de lucht
de eerste cellen te baren waaruit een vis
en daarna een mens om alles te proberen?
God, jij zag hoe alles stilaan vol werd van groen
en bruin en soms iets wit van vissen en paarden
en mensen zoals jij, die andere en ik.
Jij zag hoe niemand de andere haatte want altijd
was er verwondering. Verwondering.
Tot op een dag de ene honger, de andere niet
de ene veel en de andere heel weinig
en toen was er niets meer dat pijl en boog bedwong,
niets dat rust gaf tot de rollen omgekeerd.
Tot op een dag de rollen omgekeerd.
En dan die stem: er is geen God voor arme mensen
hij leeft in de schuren vol graan en kapitaal.
Zijn schoenen dragen zolen die geruisloos wandelen
langs wegen van het minste kwaad,
de wegen van de sterkste verhalen.
Ina Stabergh
Openingsgedicht van de bundel in wording 'Vanaf de Revolutie van de voeten'
Hangviooltjes.
Een gepensioneerd echtpaar in de winkel, redelijk geagiteerd. Het dametje luid pratend, haar echtgenoot ongeduldig, omdat niemand hen kwam helpen. Ze wilden potjes Primula. De plantjes waren net aangekomen en de schitterende kleuren vrolijkten de winkel op. Ik zag ook minuscule, schattige potjes met ‘crocus’ (zo geschreven) en hyacint.
Al heel lang weet ik dat planten gevoelige en bewuste wezens zijn. Daarom ben ik steeds voorzichtiger wanneer ik een plantje koop, want ik wil er zeker van zijn dat ik het goed kan verzorgen, dat het plantje past in mijn tuin. In het verleden heb ik al dikwijls een plant gekocht, die ik dan moest verwaarlozen om een of andere reden. Het was dan ook weggegooid geld!
Ik herinner me het nog als was het gisteren: toen we jaren geleden (onze tuin was overwoekerd met onkruid) alle wilde plantjes hadden bespoten met onkruidverdelger en ik de distels en paardenbloemen neergemaaid op de aarde zag liggen, bekroop me een daverend gevoel: van verdriet: ik was een serial killer!
Om het verhaal even af te maken: een krachtige, vriendelijk gezette heer was daar ook in de winkel, met zijn kleinzoon. ‘Kijk toch eens, wat een grote winkel, met allemaal potten en potten en potten’, riep hij vrolijk uit.
Hij keek samen met zijn kleinzoon duchtig in het rond. Ik volgde zijn blik. En daar hingen ze dan, aan een ijzeren staaf: teergele en purperen hangviooltjes, met bloemen als brutale kindergezichtjes, in witte plastic ‘hanging baskets’. Te koop aan 0,75 cent per stuk.
Drie had ik er nodig, voor in mijn eigen hangpotjes thuis.
Nicole Van Overstraeten
LIEFDE
Wees een rode roos,
wiegend in de groene berm,
eeuwige huid voor een korte tijd,
een feilloze blauwe lucht
omhelst haar broze blaren.
zij weent om haar ontwrichte tong.
in haar ongetemde broosheid
verft zij geuren naar
nieuwe liefde.
Reginald Geuens